٨٧

En (gedenkt) Dzôennôen toen hij kwaad wegging en meende dat Wij geen macht over hem hadden. Toen riep hij uit in de duisternissen: "Er is geen god dan U, Heilig bent U: voorwaar, ik behoorde tot de onrechtvaardigen."
٨٨
Toen verhoorden Wij hem en Wij redden hem iuit de nood. En zo redden Wij de gelovigen.
Notes placeholders