قل انما حرم ربي الفواحش ما ظهر منها وما بطن والاثم والبغي بغير الحق وان تشركوا بالله ما لم ينزل به سلطانا وان تقولوا على الله ما لا تعلمون ٣٣
قُلْ إِنَّمَا حَرَّمَ رَبِّىَ ٱلْفَوَٰحِشَ مَا ظَهَرَ مِنْهَا وَمَا بَطَنَ وَٱلْإِثْمَ وَٱلْبَغْىَ بِغَيْرِ ٱلْحَقِّ وَأَن تُشْرِكُوا۟ بِٱللَّهِ مَا لَمْ يُنَزِّلْ بِهِۦ سُلْطَـٰنًۭا وَأَن تَقُولُوا۟ عَلَى ٱللَّهِ مَا لَا تَعْلَمُونَ ٣٣

٣٣

Zeg: "Mijn Heer heeft slechts de zedeloosheden verboden, wat er openlijk van is en wat er verborgen van is; en de zonde; en de overtreding zonder recht; en dat jullie Allah deelgenoten toekennen, waarvoor Hij geen bewijs heeft neergezonden en dat jullie over Allah zeggen wat jullie niet weten."
Notes placeholders