واذ قالت امة منهم لم تعظون قوما الله مهلكهم او معذبهم عذابا شديدا قالوا معذرة الى ربكم ولعلهم يتقون ١٦٤
وَإِذْ قَالَتْ أُمَّةٌۭ مِّنْهُمْ لِمَ تَعِظُونَ قَوْمًا ۙ ٱللَّهُ مُهْلِكُهُمْ أَوْ مُعَذِّبُهُمْ عَذَابًۭا شَدِيدًۭا ۖ قَالُوا۟ مَعْذِرَةً إِلَىٰ رَبِّكُمْ وَلَعَلَّهُمْ يَتَّقُونَ ١٦٤

١٦٤

En (gedenkt) toen eem gemeenschap onder hen zei: "Waarom vermanen jullie een volk dat Allah zal vernietigen of bestraffen met een harde bestraffing?" Zij zeiden: "Opdat wij niet beschuldigd zullen worden bij jullie Heer en hopelijk zullen zij (Allah) vrezen."
Notes placeholders