فاذا سويته ونفخت فيه من روحي فقعوا له ساجدين ٧٢
فَإِذَا سَوَّيْتُهُۥ وَنَفَخْتُ فِيهِ مِن رُّوحِى فَقَعُوا۟ لَهُۥ سَـٰجِدِينَ ٧٢

٧٢

En Ik vervolmaak hem, en blaas hem van de Geest in." Toen knielden zij zich voor hem neer.
Notes placeholders