١٠

Eén van hen zei: "Doodt Yôesoef niet, maar werpt hem op de bodem van de put, opdat enkele reizigers hem zullen vinden, als jullie iets willen ondernemen."
١١
Zij zeiden: "O onze vader, waarom vertrouwt u Yôesoef niet aan ons toe. En voorwaar, wij zijn hem welgezind.
Notes placeholders