١٠٠

Mijn Heer, schenk mij (een zoon) van de rechtschapenen."
١٠١
Toen verkondigden Wij hem de verheugende tijding van een zachtmoedige jongen (Ismâ'îl).
١٠٢
Toen hij de leeftijd had bereikt waarop hij hem (Ibrâhîm) kon helpen, zei hij: "O mijn zoon, voorwaar, ik heb in een droom gezien dat ik jou zal offeren, zeg mij hoe jij daarover denkt," Hij zei: "O mijn vader, doe wat u is bevolen, U zult vinden dat ik, als Allah het wil, tot de geduldigen behoor."
Notes placeholders

Maximaliseer uw Quran.com-ervaring!
Begin nu met uw rondleiding:

0%