٢٦

En toen Wij voor Ibrâhîm de plaats vastelden van het Huis (zeiden Wij:) "Ken Mij in niets deelgenoten toe en reinig Mijn Huis voor de rondgaanden en de buigenden en de knielenden.
٢٧
En verkondig onder de mensen de Haddj, zij zullen te voet naar jou komen of op magere kamelen, van elke vergelegen plek.
Notes placeholders