لاكن الذين اتقوا ربهم لهم جنات تجري من تحتها الانهار خالدين فيها نزلا من عند الله وما عند الله خير للابرار ١٩٨
لَـٰكِنِ ٱلَّذِينَ ٱتَّقَوْا۟ رَبَّهُمْ لَهُمْ جَنَّـٰتٌۭ تَجْرِى مِن تَحْتِهَا ٱلْأَنْهَـٰرُ خَـٰلِدِينَ فِيهَا نُزُلًۭا مِّنْ عِندِ ٱللَّهِ ۗ وَمَا عِندَ ٱللَّهِ خَيْرٌۭ لِّلْأَبْرَارِ ١٩٨

١٩٨

Maar degenen die hun Heer vrezen, voor hen zijn er de Tuinen (het Paradijs) waar onder door de rivieren stromen, zij zijn daarin eeuwig levenden, een ontvangst can Allah. En dat wat van Allah komt is beter voor de vromen.
Notes placeholders